Er was eens in een land hier ver vandaan een stad waar de huizen rozerood bloosden in de zon. Waar sinaasappels zo groot werden als meloenen en waar de bladeren van de vijgenbomen met hun zware aroma voldoende geur afgaven om het hele lichaam mee te bedekken. Waar het maïs het hele jaar door weelderig groen groeide. Waar in de huizen koel helder water uit gouden kranen in glanzende marmeren bassins kletterden en waar de meest zoet riekende kleurrijke bloemen groeiden die met hun bedwelmende parfum de bewoners betoverden. Het was een stad van de overvloed.
Het duurde niet lang of iedereen in het land had van deze bijzondere magische stad gehoord en van heinde en ver kwamen de mensen hier hun nieuwe thuis vinden. De koningin van de stad, Marra Ke, zorgde goed voor haar onderdanen en met open armen ontving ze hen allemaal met innemende glimlach.
Marra Ke had een wonderschone dochter Med Ina wiens lokken vurig als de ondergaande zon waren en met ogen fonkelend als amber. De koningin prijsde zichzelf dolgelukkig met haar en als ze samen door de stad slenterden, twinkelde hun gelach door tot in het binnenste van de huizen. Dat geluk, zo fluisterden de inwoners, was de ware reden van hun voorspoed.
Op een dag verscheen er een vreemdeling, zoals er in ieder verhaal altijd iemand opduikt. Een man met dik gitzwart haar waaronder prachtige azuurblauwe ogen schitterden. Marre Ke had over hem gedroomd en gevreeds voor de dag dat hij echt zou verschijnen. Zijn komst zo wist ze, zou alles veranderen. Hij zou haar dochter van haar afnemen en daarmee ook het geluk van haar en van haar stad. Zo gastvrij als ze was, kon ze hem echter de toegang tot haar stad niet weigeren, maar vanaf dat moment verbood ze haar dochter om nog door de stad te wandelen.
De liefde laat zich echter door niets tegenhouden en op een zwoele zomeravond, toen de sterren straalden als nooit tevoren, hoorde Med Ina een prachtige gezang door de luiken van het paleis naar binnen fluisteren. Zachte klanken die haar oren betoverden en haar uitnodigden om naar buiten te gaan. Ze moest weten waar die muziek vandaan kwam! Ze opende voorzichtig haar raam, sloop de tuin in en glipte haastig door de paleispoort en volgde de tonen tot aan het grote meer dat midden in de stad lag. Aan de rand van het water zat de vreemdeling en Med Ina, nog steeds aangetrokken door die prachtige melodie, liep naar hem toe, keek hem aan en verdronk in zijn azuurblauwe ogen.
Op dat moment brak de grond open en met donderend geraas verdween het water in een verwoestende draaikolk naar het binnenste van de aarde. Geschrokken keken Med Ina en de vreemdeling elkaar aan, pakten elkaars hand en stormden naar de stadsmuur om te vluchten. Ze snelden langs de huizen, door steegjes en onder poorten door; linksaf rechtsaf ze bleven hollen, maar hoe ze ook liepen en waar ze ook vooruit ijlden, steeds weer eindigden ze midden op die grote lege vlakte.
Marre Ke had vanaf de eerste droom geweten, dat ze het lot niet zou kunnen tegenhouden. Ze had de sterren om raad gevraagd, kruiden verbrand en wijze vrouwen in het gebergte bezocht. Niets, zo begreep ze uiteindelijk, zou de liefde kunnen overwinnen. Het enige wat ze nog kon doen was een vloek uitspreken over die eerste blik. Een vloek zo krachtig dat haar dochter en haar geliefde vanaf dat moment gedoemd waren om te dwalen door een doolhof midden in de stad.
De Medina is nog steeds een wirwar van steegjes, poorten en straten waar mensen doorheen krioelen en waar je uiteindelijk altijd weer op Place Jemaa el Fna uitkomt. Ook wij hebben geprobeerd een uitgang te vinden en ook wij zijn er niet in geslaagd.
Morgen poging twee..
Het duurde niet lang of iedereen in het land had van deze bijzondere magische stad gehoord en van heinde en ver kwamen de mensen hier hun nieuwe thuis vinden. De koningin van de stad, Marra Ke, zorgde goed voor haar onderdanen en met open armen ontving ze hen allemaal met innemende glimlach.
Marra Ke had een wonderschone dochter Med Ina wiens lokken vurig als de ondergaande zon waren en met ogen fonkelend als amber. De koningin prijsde zichzelf dolgelukkig met haar en als ze samen door de stad slenterden, twinkelde hun gelach door tot in het binnenste van de huizen. Dat geluk, zo fluisterden de inwoners, was de ware reden van hun voorspoed.
Op een dag verscheen er een vreemdeling, zoals er in ieder verhaal altijd iemand opduikt. Een man met dik gitzwart haar waaronder prachtige azuurblauwe ogen schitterden. Marre Ke had over hem gedroomd en gevreeds voor de dag dat hij echt zou verschijnen. Zijn komst zo wist ze, zou alles veranderen. Hij zou haar dochter van haar afnemen en daarmee ook het geluk van haar en van haar stad. Zo gastvrij als ze was, kon ze hem echter de toegang tot haar stad niet weigeren, maar vanaf dat moment verbood ze haar dochter om nog door de stad te wandelen.
De liefde laat zich echter door niets tegenhouden en op een zwoele zomeravond, toen de sterren straalden als nooit tevoren, hoorde Med Ina een prachtige gezang door de luiken van het paleis naar binnen fluisteren. Zachte klanken die haar oren betoverden en haar uitnodigden om naar buiten te gaan. Ze moest weten waar die muziek vandaan kwam! Ze opende voorzichtig haar raam, sloop de tuin in en glipte haastig door de paleispoort en volgde de tonen tot aan het grote meer dat midden in de stad lag. Aan de rand van het water zat de vreemdeling en Med Ina, nog steeds aangetrokken door die prachtige melodie, liep naar hem toe, keek hem aan en verdronk in zijn azuurblauwe ogen.
Op dat moment brak de grond open en met donderend geraas verdween het water in een verwoestende draaikolk naar het binnenste van de aarde. Geschrokken keken Med Ina en de vreemdeling elkaar aan, pakten elkaars hand en stormden naar de stadsmuur om te vluchten. Ze snelden langs de huizen, door steegjes en onder poorten door; linksaf rechtsaf ze bleven hollen, maar hoe ze ook liepen en waar ze ook vooruit ijlden, steeds weer eindigden ze midden op die grote lege vlakte.
Marre Ke had vanaf de eerste droom geweten, dat ze het lot niet zou kunnen tegenhouden. Ze had de sterren om raad gevraagd, kruiden verbrand en wijze vrouwen in het gebergte bezocht. Niets, zo begreep ze uiteindelijk, zou de liefde kunnen overwinnen. Het enige wat ze nog kon doen was een vloek uitspreken over die eerste blik. Een vloek zo krachtig dat haar dochter en haar geliefde vanaf dat moment gedoemd waren om te dwalen door een doolhof midden in de stad.
De Medina is nog steeds een wirwar van steegjes, poorten en straten waar mensen doorheen krioelen en waar je uiteindelijk altijd weer op Place Jemaa el Fna uitkomt. Ook wij hebben geprobeerd een uitgang te vinden en ook wij zijn er niet in geslaagd.
Morgen poging twee..
Geen opmerkingen:
Een reactie posten